Welkom in Villa Roza bij de Indische familie Wolff

Johannes Pieter Wolff (1796-1869) en zijn zoon Johannes Frederik Wolff (1840-1904) hadden in het voormalig Nederlands-Indië grote moeite hun hoofd boven water te houden. Zij kregen op Borneo niet alleen te maken met gewelddadigheden en moordpartijen die hun veerkracht zwaar op de proef stelden maar hadden ook last van de beperkingen in de werkgelegenheid die het Hollandse gouvernement hen als Indo-Europeanen oplegden. Als – slecht betaalde – posthouders en zoutpakhuismeesters moesten ze in hun onderhoud voorzien. Aan het opbouwen van enig materieel eigendom zijn ze nooit toegekomen.

Pas de derde generatie in Nederlands-Indië kon zich op ‘leven’ richten in plaats van alle energie in ‘overleven’ te moeten steken. Voor Frans Engelbregt Wolff (1870-1938) en zijn hartelijke vrouw Victoria Wedding vormde Villa Roza, hun nieuwe huis, het centrum van hun drukke bestaan. Frans werkte als architect irrigatie aan de wadoek ‘Tirtomarto’ in Wonogiri  en Victoria  zorgde voor hun vijf kinderen Eddy, Willie, Karel, Roos en Dicky maar ook voor drie pleegkinderen, neven en nichten, logees en kostgangers. Met hun open en sociale levenshouding mogen Frans en Victoria symbool staan voor al het goede in de koloniale samenleving.

Na Eddy’s (1896-1943) huwelijk met de Haagse Do Schavers (1898-1974) werden zij als vierde generatie de nieuwe hoofdbewoners van Villa Roza; Frans en Victoria trokken zich terug in het naastgelegen paviljoen.  Daadkrachtig probeerde Do haar schoonfamilie Haagse manieren bij te brengen en hun gemoedelijke Indische familieleven om te structureren naar een kraakheldere Hollandse huishouding. Hiermee maakte ze echter geen vrienden en uiteindelijk stond ze met haar desinfectiemiddelen en goede bedoelingen vrijwel alleen. Ook Eddy keerde zich van haar af en nam buitenshuis zijn oude leventje weer op, krachtig gesteund door Do’s uitgeslapen rivale, de Javaanse moeder van een van zijn geliefden, Sahinem. Vanaf 1938 leidde Eddy zelfs een dubbel dubbelleven, in Villa Roza kwam hij alleen nog om er de nacht door te brengen.

De vijfde generatie, Molly, Thea en Edje Wolff ervoeren de spanningen tussen hun ouders. En ook zij kregen, net als iedereen in de kolonie, vanaf februari 1942 te maken met de Japanse bezetting.  Do’s organisatietalent werd nu door iedereen de hemel in geprezen, Villa Roza zat ineens vol evacués die allemaal op haar kosten verzorgd en gevoed moesten worden. Op een vroege ochtend in oktober 1943 trapte de Japanse militaire politie de voordeur in en voerde Eddy in zijn pyjama af. De volgende dag werd Villa Roza ontruimd en de drie kinderen vertrokken samen met Do naar het gevangenkamp Ziekenzorg. Na de Japanse capitulatie, augustus 1945, hoorden ze dat Eddy enkele dagen na de razzia aan folteringen was bezweken.  In 1949 volgde de onvermijdelijke ‘repatriëring’ van het vaderloze gezin naar Holland. Do woonde jarenlang in de van Imhoffstraat in Den Haag, ze overleed in 1974. Pas veertig jaar later zouden de bijzonderheden van Eddy’s geheime bestaan – en de gevolgen daarvan voor de direct betrokkenen – aan het licht komen.